Categorie archief: fietsen

Herfstritje ;)

De trap op dat gaat. De trap af, dat is van aye en oei. Tsja, komt ervan zeker, als je vrij impulsief op zaterdagavond beslist om op zondag mee een lange rit te gaan rijden?

Nochtans, het stond niet in de planning. Helemaal niet. Want ik had op zaterdag al 8 kilometer gelopen. 8 moeizame kilometers overigens, want het liep helemaal niet zo gemakkelijk als de week ervoor. Hartslag te hoog en zo vanal, en zere benen, dat ook. Dat ging er al doende wel uit, maar toch… het bleef een lastig loopje.

Ik twijfelde daarom of ik wel zou gaan fietsen op zondag, en als ik zou gaan fietsen, of ik dan niet beter alleen zou gaan fietsen, kwestie van de rest niet op te houden mocht het toch niet lukken. Dat was toch het plan tot ik telefoon kreeg en mij liet overhalen om op zondag een lange rit mee te gaan rijden. Mijn insteek was dat als ik niet meer meekon, ik altijd in Lier nog kon terugkeren en alleen naar huis kon terugfietsen.

Dat was de theorie althans. In de praktijk kwam Lier pas op de terugweg op ons pad, iets waar ik eigenlijk niet bij stilgestaan had toen ik een snelle blik op het parcours geworpen had. En dus fietste ik maar mee door en waren we plots in Oelegem. De brouwerij was daar overigens dicht. Maar wat was het mooi fietsen daar, in de mooie stille Kempen. Bijna in Zoersel stopten we even aan een kapelleke. Een echt kapelleke, geen café. Die zijn overigens toch ook dicht, dus veel zin had dat niet. Een plas- en koekjespauze later konden we weer door. Het werd dan ook te fris om te blijven stilstaan, en met stilstaan geraakt die route natuurlijk ook niet gefietst.

Maar ik vond dat het wel goed fietste, ik had het eigenlijk erger verwacht. Zo in een wiel, een zuchtje wind in de rug, een zonnetje dat zijn best deed om erdoor te komen, en prachtige herfstlandschappen. Ik heb al met slechtere kaarten gespeeld. Om maar te zeggen: het was echt wel fantastisch om zo door de Kempen te kunnen fietsen.

Waar ik geen rekening meer mee had gehouden, dat is dat die onnozelaar met zijn hamer daar toch wel ergens op de loer stond. Zo rond kilometer 80 à 85 moet dat geweest zijn, aan het Netekanaal, toen hij toesloeg. De mannen fietsten op kop, ik zat in een wiel, en op een moment moest ik lossen maar dacht ik het gaatje nog wel te kunnen dichtfietsen. Maar dat lukte dus niet. Ze reden alsmaar verder van mij weg, en het gat werd alsmaar groter. Te groot om te roepen ook. Maar op zich was ik er wel gerust in, mijn compagnons zouden op een gegeven moment wel merken dat ik niet meer mee was en wachten.

Waar ik echter niet gerust in was, dat was dat ik toch nog meer dan 20 kilometer voor de boeg had. En dat de benen verzuurd waren. Dat beloofden nog lastige kilometers te worden! En dat werden het ook. Met wat gezaag en gezeur – ik weet niet of ik een volgende keer nog mee mag rijden, Roland? Michaël? – geraakten we toch waar we moesten zijn. Of waar ik wou zijn: op kilometer 100! Tadaaaaaa! 100 kilometer, ergens in Bonheiden. Bonheiden! Dat is nog geen Zemst. Nog wat kilometertjes te gaan dus. Of beter, te rijden.

Nog wat gezeur en gezaag, en dat het tot in Zemst toch geen 7 kilometer is, en blablabla. Ja als ik moe ben, dan gaat de zeurfactor omhoog vrees ik. En dan kreeg ik – al had ik het al wel in het snuitje, want ik wist natuurlijk ook wel dat we nog ergens de E19 over moesten – nog de heugelijke boodschap dat ik de brug nog eens mocht opfietsen. Autch, dat ging gewoon zeer doen, dat wist ik. Maar wat moet, dat moet hé. En daarna was het sowieso brug af en einde rit. Voorwaar, een mooi vooruitzicht! Onnodig te zeggen dat het helemaal gelukt is zeker?

110 kilometer, op een paar 100 meter na, aan een mooi tempo van gemiddeld 25,5km/u. Ik ben daar eigenlijk wel heel trots op. Het heeft zeer gedaan, ik heb afgezien, ik heb ‘mijne pere’ gezien. En de dag erna was de trap afdalen toch ook een beetje een pijnlijke zaak voor de bovenbenen.
En desondanks dat was ik daarstraks, tijdens mijn lunchwandeling, toch met een grote glimlach aan het denken aan hoe fantastisch fietsen is. En dat ik, toen ik mijn fiets kocht, nooit had kunnen bedenken dat het leven op die 2 smalle banden écht wel mooi is. En dat het beste cadeau wat ik mezelf dit jaar gegeven heb die bike-fitting is. Meer dan 100 kilometer, en geen greintje zadelpijn. En dus sprong ik (nu ja 😉 ) vanochtend weer fluks de fiets op om naar het werk te rijden. Actieve recuperatie is de beste recuperatie naar het schijnt. Ik had er hoedanook vandaag geen moeite mee om wat rustiger aan te fietsen. De mooie ochtend- en avondlucht kreeg ik er ook zomaar gratis bij. Zei ik al dat ik fietsen fantastisch vind eigenlijk? 😉

Advertentie

Flandrien-fietsweer

De afgelopen 2 zondagen fietste ik niet. Gevalletje teveel regen, teveel wind. 3 zondagen op rij niet fietsen, dat kan niet. Dat kan niet, want dan verlies ik teveel van mijn fietsconditie. Een fietsconditie waar ik best wel wat moeite en tijd in heb gestoken. En vooral veel fietsritten voor heb gedaan.

Sinds zaterdagnamiddag zat ik dus al angstvallig op mijn weerappje te kijken. En stilaan zag ik dat het zondagvoormiddag waarschijnlijk toch zou droog zijn. Ik ging zaterdagnamiddag dan ook optimistisch, en vooral ook op tijd om uitgeslapen te zijn, naar bed.

Zondagochtend. Fluks uit mijn bed, fietskleding aan… nog wat lichte twijfel over de bovenkleding; zou ik nu toch al mijn wintervest aandoen of niet? 8° is tenslotte al niet meer zo warm. Uiteindelijk besliste ik toch om voor laagjes te gaan, en de wintervest nog te laten waar ze is. In de kast. Of op de stoel, dat kan ook. 😉

Enfin… na het ontbijt checkte ik voor zekerheid toch nog even het weerappje. Bam. Niets zo wispelturig als het weer! Neen mannen, niet als een vrouw, ik zeg het er maar even bij, want ik hoor jullie wel!
Regen dus. Om 9u. En om 10u. Zou ik, zou ik niet? Weer twijfel. Intussen liepen de appjes van de fietsploeg binnen. Wel, niet, wel. Een foto van een regenboog. Een regenboog is regen, merkte iemand op. Gedoetjes! 😛

Uiteindelijk besliste ik om toch te gaan rijden. Ik had dan toch ook al mijn fietskleren aan, en uiteindelijk is fietsen in de regen ook niet zoooo erg, getuige mijn ritjes van en naar het werk? Jeps, inderdaad, van en naar het werk. Dat is max. 10 à 15 kilometer, een beetje afhankelijk van welke lusjes ik er al dan niet bij neem. De rit van vandaag was ongeveer 62 kilometer. Toch nét iets langer dan een ritje naar of van het werk natuurlijk.

Ik vertrok optimistisch met mijn regenjasje ingepakt. Om 800 meter verder al dikke regendruppels uit de lucht te voelen vallen. Ik besloot toch om door te rijden, ook kwestie van niet te laat te komen, want ik was toch ook maar op het nippertje vertrokken. Eenmaal aan het afspreekpunt stond er toch al een hoopje fietsers klaar. Ik besloot om toch maar snel mijn regenjasje aan te trekken, en hups… daar gingen we, als een speer, met zijn vijven. Door de regen, in de regen. Het druppelde dan ook alsmaar harder. Was dit wel een goed idee geweest? Ongeveer 15 kilometer verder, als het er al 15 waren, besloot ik dat dit zowat het slechtste idee van de afgelopen weken moest geweest zijn, want ik had ook nog eens een platte band. De achterband dan nog wel. Zucht. Jaja, ik weet mijn momenten om plat te rijden te kiezen, zo in de gietende regen. 😉 Gelukkig wisten de heren in mijn clubje van aanpakken. Eentje verving de band en viste een stukje glas uit mijn buitenband, en een andere pompte mijn band weer op. Een grote dankjewel aan Gino en Ronny!

Na dit toch wel vrij korte intermezzo gingen we door. Niet nadat we toch even snel besproken hadden om de rit in te korten, want “het moet toch nog plezant blijven hé!” Een eind verder echter hield het op met regenen, en kwamen we ook terug op het parcours van onze initiële rit. En dus zijn we, zoals d’echten, toch maar blijven doorfietsen. Nu ja, niet helemaal blijven doorfietsen, want uiteraard moest er nog eens platgereden worden. Niet ik dit keer, maar wel iemand die opmerkte ‘dat 1 platte band per uur niets teveel is.’ Ha, humor, fantastisch! Enfin, op die manier wordt banden vervangen puur routine natuurlijk. De andere heren maakten van de gelegenheid gebruik om snel een plaspauze te houden. Ja, voor mannen is het simpel. Ik wou eerst wachten, maar vroeg toch maar voor alle zekerheid hoe lang we nog zouden fietsen. We waren ongeveer halfweg.

Halfweg, dat was iets te ver nog om te wachten. En dus dook ik (dook ik, hebdem? 😀 ) maar het maïsveld in, dat gelukkig nog niet gemaaid was. Ook weer 1 van de betere ideeën. Mijn fietsbroek voelde als een zwembroek, door- en doornat. Uiteindelijk denk ik niet dat het verschil had gemaakt of ik ze afgestroopt had of niet. Want nat is nat. Toch? Jaja, ik hoor het al, de eikes en de beikes, dus ik vermeld er voor alle zekerheid toch maar even bij dat ik niet in mijn broek geplast heb. 😛

Eenmaal we weer en route waren, kwam ook het zonnetje er nog door. En zo in het zonnetje fietsen langs mooie baantjes, dat blijf ik toch wel heel plezant vinden, daar doe ik het toch voor. En dus was ik uiteindelijk toch weer blij en content dat ik vanochtend op die fiets gestapt was.

De 3 koffietjes die ik daarna nodig had om weer warm te worden, dat is maar een detail. Evenals de lange warme douche waar ik bibberend gaan onderstaan ben. En dan was er nog een vuile fiets die ook wel een bad kon gebruiken. En zeggen dat dit begot niet eens een veldrit was!

Fietsen in La Roche

18, 19 en 20 september. Het stond al een tijdje in mijn agenda gemarkeerd. Netjes verlof genomen op het werk en al, want we zouden met de fietsclub 3 dagen in de Ardennen gaan fietsen. En ja, hoewel ik niet graag bergop rijd, had ik mij toch aangemeld om mee te gaan.

Het vervolg kent zowat iedereen, dus ook dit weekend werd gecanceld. Optie 2 dan maar: enkele mooie fietslussen in La Roche gaan rijden. Afspraak op zaterdag 19 september in de d’Ardennen. Zowel de A als de B-ploeg waren op de afspraak. Niet allemaal natuurlijk, maar we konden toch met 2 groepjes van ongeveer 7 à 8 personen op pad.

De eerste kilometertjes waren voor ons vrij vlak. ’t Is te zeggen… we reden eigenlijk al in de eerste 500 meter verkeerd bergop, waardoor we boven een U-bocht moesten maken, terug naar beneden, en daar de goede weg op konden. Het zou de laatste keer nog niet zijn dat we – per ongeluk, ken je dat? – omhoog reden. Want inderdaad, een paar kilometer verder was het terug van dat. Wegenwerken, fietsen noch auto’s mochten door. Omleiding. Deviation. Onze koprijders gingen er tegenaan, want we zagen de helling al komen.

Wat zij echter niet gezien hadden – en ik wel – dat was de nadar met het papier dat aangaf dat fietsers langs de Ravel verder konden fietsen. Roepen naar voor bracht niets op, ze zaten in de bergop-flow en ze reden verder bergop. Uiteindelijk besliste ik dan zelf ook maar om terug in te klikken en verder naar boven te rijden. Alwaar bijna een kilometer verder iedereen besefte dat de weg niet klopte, en dat de oranje pijl waar ze naar aan het uitkijken waren er niet kwam. Ah neen, bienvenue dans les Ardennes, daar is het toch nét iets anders. Terug naar beneden dus. Dat is wel plezanter dan naar boven. Tot aan de beruchte nadar en hups… we zaten weer on track.

Het volgende wat ik mij herinner is weer een bergopje. Uiteraard, want ik herinner mij vermoed ik enkel de zware stukken. Nu ja, bergopje. In Petit-Han was dat. Een soort van muur die ineens voor je neus opdoemde. Ik weet nog altijd niet goed hoe ik erop geraakt ben. Ik zag iemand van de ploeg uitklikken en afstappen. Ik wou dat ook, maar ik durfde niet omdat ik zo traag reed. En niet kunnen uitklikken is vallen of toch doorrijden, zelfs al is dat tergend traag. Er reed overigens ook een auto achter mij, dus vallen mocht ik al zeker niet doen. De enige optie die ik bijgevolg had was de helling al fietsend overwinnen. En hey… wie zei er ooit dat je meer kan dan je zelf denkt? Ik geraakte zowaar boven! Ik heb via mijn vriend Google een fotootje gevonden. Uit dat weggetje kwamen wij dus hé! Helaas is Google er zelf niet ingereden, dus op zich zegt het niet zoveel.

Goed, na wat op adem te zijn gekomen ging het weer verder. Anders blijf je staan, en dat is ook maar niks natuurlijk. En waarom waren we ook weer in de Ardennen? Om bergop te rijden, inderdaad! We kwamen dan ook ruimschoots aan onze trekken, want er kwam er alweer eentje aan, eentje van de langere soort. Het vooruitzicht van een mooi panorama duwde mij voort, alleen… kwam dat panorama er niet echt. Als beloning lasten we wel een tussenstop in om een koekje te eten. En in mijn geval ook om het truitje wat ik ’s ochtends onder mijn wielershirt aangedaan had uit te doen. Want waaaaarum! Het zweet liep zowat in beekjes van mijn rug af!

Een nogal hilarisch fotomoment later zaten we weer op de fiets, want de rit was nog laaaaaang niet ten einde. En inderdaad, want er kwam nog een serieuze helling aan. Maar ik moest en ik zou… alleen trapte ik ergens net over halfweg op mijn adem en moest ik even aan kant. Net op dat moment hoorde ik iemand van achter de volgende bocht roepen dat we er waren. Tsja, dat geeft vleugels natuurlijk, dus ik de fiets weer op en gaaaaaan. Weer eentje overwonnen. En dat zonder pilleke, kapitein! 😛

Zo al rijdende moest ik toch terugdenken aan die keer toen we in Spanje met de fiets zouden gaan ‘wandelen’, en ik effectief elke helling toen opgewandeld ben met de fiets aan de hand. ’t Zou nu geen waar meer zijn!

Dat neemt niet weg dat ik toch content was toen het bordje La Roche er plots stond. Al wist ik dat we om La Roche binnen te rijden eerst nog eens omhoog moesten. Maar wie had er begot ooit gedacht dat ik in de Ardennen zou fietsen zeg! En dan bedoel ik niet het stukje van de stad naar de Floréal, zoals vroeger, maar echt rondom en bergop. Ik ben er quasi de hele rit mee bezig geweest, met die gedachte van “zie mij hier eens rijden zeg”. Eigenlijk, en ik zeg het niet zo heel veel, ben ik hier best wel trots op. Want ik kan dat!

De mooie rit werd – klassiek – afgesloten op een terrasje. Eerst een cola, en dan een welverdiend glaasje wijn. Al viel dat wel tegen wegens te zoet. Helaas, je kan niet alles hebben zeker? 😉

Oep de wilden boef

Goed, ik zou nog eens iets schrijven. Nadat ik al 2 aanzetten – het kunnen er ook 3 zijn – in de vuilbak heb gekieperd, gooi ik het maar over een andere boeg. Met klagen over mijn rare vakantie geraak ik sowieso geen stap verder, en ook geen stap terug om opnieuw vakantie te hebben, en verder is het slagveld bij mijn vorige werkgever al erg genoeg en hoeft daar geen opinie van mij meer bij. Tot daar dus.

Iets anders. De veloo. Of de fiets. Zaterdag reed ik met een vriend een 70 kilometer ‘op den wilden boef’. Lees: hij bepaalde de rit, ik het tempo. Alleen had hij het principe van ‘een vlakke rit’ niet zo goed begrepen en ging de route toch bergop. En tegen de wind in. Eigenaardig genoeg was ik de eerste 10 kilometer ook helemaal buiten adem. Ik vermoed dat het een beetje komt omdat ik gewend ben om ‘in het wiel’ te rijden als we in groep rijden. Nu was dat wiel er niet en moest ik zelf alle kopwerk mee doen. Autch dus, en dan nog met meer dan normale tegenwind. Uiteindelijk geraakte ik wel overal boven (“blijven ademen” bleek een gouden tip 😉 ) en reed het op een gegeven moment ook weer een stuk vlotter. Meewind vermoed ik. 😉

En eerlijk, eigenlijk zijn dit soort ritten wel volledig mijn dada. Plezierig rijden, onderweg een klappeke doen (als de wind niet teveel in mijn oor blaast toch), regelmatig toch ook zuchten, blazen en vloeken (niet dat dat veel effect had overigens op de persoon waarop ik vloekte) en op tijd stoppen om wat reserves aan te vullen. Lees: een koekske en een drankske, het kunnen er ook 2 geweest zijn, op een terras. Meer van dat, pretty please!
Het reed overigens niet allemaal even gemakkelijk. Want dat tempo zelf bepalen, dat is ook niet altijd helemaal waar. Dus geregeld moest ik toch meer dan een tandje bijsteken. Tot ik het principe doorhad – bovenop een brug komen, schakelen op groot verzet en gaaaaaaaaan tegen +40k/u – en zo toch 1 keer mijn compagnon het nakijken geven. Een soort van verrassingsaanval zeg maar. Voor even toch. De eindsprint aan de meet die verloor ik toch. Al is het al dwaas op zich om ook maar te proberen om tegen een man te gaan sprinten. Maar toch… maar toch… ’t was plezant. Ik vind dat fietsen, nu ik van de zadelpijn verlost ben, dan ook alsmaar plezanter worden.

En lopen dan zegt u? Awel hé… vandaag ben ik herbegonnen. Het hitte-excuus is er niet meer, en mijn spieren hebben eigenlijk ook dringend afwisseling nodig. Een kilometertje of 5 om te beginnen, ik kan dat dus nog. Niet meer zo easy-peasy als een tijdje terug, maar dat komt wel weer. Op dus naar de marathon! Allez ja, of toch op naar de 10 kilometer. 😉

(c) Photos de Clo

Gran Fondo!

Zaterdagavond. En ik ga mijn wekelijkse checklijst langs.

  • Sportdrank in de frigo? – check
  • koekje voor onderweg? – check
  • fietsbroek? – check
  • fietstruitje? Hmz.. hetwelke? – ok check (en reminder to oneself: nog eens checken hoe het zit met dat clubtruitje)
  • ID-kaart en centjes – check
  • mondmasker – check
  • Banden nog hard genoeg? – check, evenwel na bijpompen en miserie met de voorband.

Enfin, ik ben er denk ik klaar voor. Klaar voor een nieuwe rit op zondag. Ik doe trouwens die checks tegenwoordig op zaterdagavond, want vertrekken op zondag om 8u (morgen zelfs om 7u30), dat is vroeg opstaan. Ook kwestie van toch vooraf iets te eten en zo vanal.

Morgen staat er trouwens een rit van 96 kilometer op het programma. 96! Dat is net geen 100, maar met de paar kilometers die ik tot aan de startplaats nog moet, mits nog een klein ommetje erbij, zou het dit jaar eindelijk een keer moeten lukken om de 100 kilometer aan te tikken. Een Gran Fondo zeg maar (uhu, Strava hé! ). Lang geleden dat ik nog 100km reed. Heel lang geleden. Ik denk dat ik dat nog maar 3 keer in mijn (ok, nog redelijk korte) fietscarrière reed. Maar morgen dus, morgen zou het moeten lukken. Ik ben benieuwd. Hopelijk niet te benieuwd, kwestie van toch nog de nodige rust te hebben vannacht. Ken jezelf en zo vanal, want zelfs al win ik er lang geen gouden koe mee, nervositeit zit er in dergelijke gevallen toch altijd ingebakken. Maar ik heb er wél zin in!

Ha, the day after. Of eigenlijk de dag zelf. Afhankelijk van hoe je het bekijkt. Soit. Ik wijk af. Bon, dat plan van gisterenavond dat liep niet helemaal zoals gepland. Beetje teveel op snooze geduwd met in het achterhoofd dat de wekker toch voorstond… had ik beter niet gedaan, want zo stond ik natuurlijk nét iets te laat op. Helaas, maar niks aan te doen. In plaats van om 7u15 trok ik de deur pas om 7u20 dicht, dus dat plan om nog even 5 kilometer te rijden, werd ingekort naar 3,5 kilometer. Hopelijk was dat genoeg?

Op naar Scherpenheuvel. Het zegt het al zelf, heuvel. Er zou dus vandaag best wel weer wat berg-/heuvelop moeten gereden worden. Ik was er mentaal helemaal klaar voor. Niet onbelangrijk, dat mentale gedeelte. Gelukkig maar, want de eerste helling was er al eentje die kon tellen. Ik heb het opgezocht. 7%, astemblieft! Zo’n helling waarvan je denkt: kort maar stijl. Alleen… als je er dan oprijdt, dan blijkt dat ‘kort’ wel heel relatief, want dan heb je de indruk dat dat blijft duren.
Enfin, lang berg- of heuvelop-verhaal kort: we geraakten allemaal goed in Scherpenheuvel. De laatste 100 meter naar de Basiliek werden te voet en gemaskerd gedaan voor de obligate foto. Daarna een snelle verfrissing op een terras, een plaspauze, en hups.. op naar het tweede gedeelte.

Onze wegkapitein, die ook niet van zijn 1e leugen gestorven is (ik mag dat zeggen want hij zei dat zelf 😉 ) , zei dat het vanaf dan alleen maar vlak zou zijn. Uhu.. tuurlijk! Vlak, vlak… met nog 3 heuvels ja! De eerste 2 gingen nog, maar op de 3de voelde ik dat mijn beenspieren zich aan het opblazen waren. Maar no way dat ik zou afstappen! Dus ja, ik haalde alle heuveltjes, en de laatste 25 kilometer ging het vlak richting de aankomst. Op een gegeven moment tikte ik de 90 kilometer aan, en zei een collega-fietser “nog een goede 10 kilometer en we zijn er”. Aha! Dat ging helemaal goed komen met mijn Gran Fondo!

Nog eens 5 kilometer later kwam hij met een update: “nog 5 kilometer en we zijn er”. Hmz… ik zat op 94,2 ongeveer. Ik was in stilte even aan het tellen, want de weg waarop we terecht kwamen heb ik in een vorig professioneel leven ettelijke keren gefietst. Ik vermoedde dat ik nét – het zou erop aankomen – niet genoeg kilometertjes zou hebben om de 100 aan te tikken. Mijn hoofd, al redelijk gechambreerd door de warmte onderweg, ging in overdrive. Als en dan, dan zou ik… toch maar hopen dat het zou lukken. Ik bleef tellen, ik bleef checken… en met het eindpunt letterlijk in zicht, zei mijn GPS dat ik op 99,200 kilometer zat. 800 meter te kort! Ha neen hé, dat kon écht niet. Plan B was er supersnel. Ik riep naar enkele fietscollega’s dat ik er dadelijk aankwam, en reed naar links, waar zij naar rechts gingen. Een piepklein lusje erbij. En een kilometer later was het in de pocket! 100 kilometer en 200 meter. Astemblieft!

En bon ja, Sandra zou Sandra niet zijn als ze dan niet zou gaan vergelijken met een eerdere rit naar Scherpenheuvel. Want ik ben inderdaad goed 3 jaar terug ook naar Scherpenheuvel gereden. Ik heb er de cijfertjes ook eens bijgehaald. 3 jaar terug reed ik 110,19 kilometer met 194 hoogtemeters in 4u48. Dat is 22,9 km/uur.
Vandaag fietste ik dus 100,2 kilometer, 10 kilometer minder dus, maar wel met 277 hoogtemeters in 4u02. En dat is gemiddeld 24,8 km/uur. Dus ja, het fietsen gaat beter en beter. En hier ben ik ook heel tevreden mee. Het kan altijd sneller en beter, maar ik zei het daarstraks nog tegen iemand: het weggetje waar we toen fietsten, dat fietste ik toen ik nog elders woonde. Dat was al bij al een ommetje van 12 kilometer, en ik was toen ook mega-blij dat ik dat kon. Ik paste toen ook maar nét tussen stuur en zadel. Dus zie eens, die progressie. Hier zit dus een heel content mens. Want mannekes: ik heb vandaag 100 kilometer gereden, en ik heb een paar heuveltjes beklommen. Ik kan dat, ik doe dat. Tzalwelzijnzeg!

Niet rapperen!

“Rechtdoor, hier rechtdoor!” Waarna er prompt naar rechts gereden werd. Hmz. Voor die ene keer dat mijn GPS nu wél eens de eerste 10 kilometer goed gefunctioneerd had. Helaas was het daarna voor de rest van de rit, als naar gewoonte, foutu. Misschien moet ik toch eens uitkijken naar een andere.

Maar gelukkig had onze wegkapitein wél een nieuwe GPS. Dat is… als hij hem niet vergeet op te laden natuurlijk. Blijkbaar was die info niet doorgekomen toen hij hem kocht. En al fietsende laadt zo’n ding natuurlijk ook niet op.

Plan B dan maar. De GPS van de andere fietsdame in de groep op het stuur van de kapitein zetten. Je bent kapitein of je bent het niet hé! Blijkbaar was dat ook geen topplan. “How terug, we zijn verkeerd!” Offeh… “oei, we moesten daar links in.” En ook: “anders trekken we de flosh, en blijven we maar rondjes rond de vijver rijden.”

Om maar te zeggen: het is niet altijd gemakkelijk, zo’n fietsroute rijden op GPS. Van gemakkelijk gesproken c.q. geschreven: het is ook niet zo gemakkelijk om wat hoogtemetertjes te gaan rijden als je dat niet gewend bent. Ja ok, ik ben telkens boven geraakt, maar het haalde wel het tempo uit de groep. Mea culpa. Misschien moeten we dat gewoon wat meer gaan doen, bergop rijden. Kwestie van het te leren en het mettertijd ook beter te doen. Oefening baart kunst, toch?

Het was anders wel een mooi moment toen we in groep heuvelop reden, en de kapitein aan de mensen die op kop reden zei “dat ze niet mochten rapperen”. Die houden we er dus in! Niet rapperen mensen! ’t Is begot anders wel een schoon woord, vind ik persoonlijk. Trageren kan ook, maar infeite is dat hetzelfde als niet rapperen. Toch?

De rit van vandaag verliep verder zoals ze begonnen was: met obstakels. Tot zelfs een versnellingsapparaat dat niet meer werkte toe. Gelukkig is onze wegkapitein van alle markten thuis. Dus how, stoppen, en hij ging er eens naar kijken. Waarna hij een fiets bekeek die helemaal piccobello was. Ja kijk, zo kan ik het natuurlijk ook, technische problemen oplossen! 😉

Verder ook geen foto’s van deze rit. Ik was te hard bezig met bergop afzien, dat ik er pas bij de finish aan dacht. Doet mij er ook aan denken dat ik nog een warme oproep moet placeren, want de mannen hadden toch graag wat meer vrouwen in de groep gehad die meerijden. Mannen zijn uiteraard ook welkom. Ook voor het drankje achteraf, uiteraard. Sowieso dikke pret gegarandeerd, zowel onderweg als erna! 🙂

Tiswa

Normaal gezien had ik vandaag de halve marathon van Gent gelopen. Beetje uitdaging kan nooit kwaad, toch? Want de afstand kan ik best aan, maar het tempo…

Ik had mij namelijk ingeschreven met de gedachte van: we starten samen met de marathonlopers, dan heb ik als trage loper ook zeker tijd genoeg om te finishen. Fout. En lees in het vervolg vooraf eerst eens de regels, Sandra, dat ook. Want daarin stond dat er voor de halve marathon een limiet was van 2u30. 2u30! Hallooookes! Dat is een kwartier sneller dan mijn absolute toptijd!

Stress dus, al weken voor de start. Steven, die sinds enige tijd mijn loopschemaatjes maakt, ging ervan uit dat dat moest lukken. Want er stond 7’30/kilometer, en met de wedstrijdstress erbij zou ik dat zeker wel halen. Ik zou ik niet zijn als ik aan het tellen ging. Want 7’30/kilometer, dat is 8km/u. En 8km/u, dat wil zeggen dat je op 2u30 nog ‘maar’ 20 kilometer gedaan hebt. Wat dus eigenlijk maakte dat ik 2u38 ongeveer tijd had om te finishen. Kijk, dat kwam al meer in de buurt van mijn verwachtingen.

Maar helaas… de corona-epidemie maakte dat het event niet doorging, en ik dus vandaag bijgevolg geen halve marathon in Gent gelopen heb. Ik had ook geen zin om dan maar alleen die 21,2 kilometer te gaan huppelen. Want we mogen dan wel buiten sporten, feit is dat als ik die halve marathon nu alleen loop, ik dat toch niet op wedstrijdtempo doe. Want er is geen wedstrijd. Er is geen volk. Er loopt niemand voor mij, noch achter mij.

Dus bon ja… blijft er niks anders dan gewoon ervoor te zorgen dat ik fit en gezond blijf. Ik fiets elke dag ik thuiswerk een rondje voor ik mijn pjoetertje opstart (ik neem er gelijk maar mijn terugrit bij, dan hebben we dat in 1 keer gehad) en ik blijf lopen. Vanaf de komende werkweek heb ik wegens gedeeltelijk technisch werkloos ook wat meer tijd om er meermaals per week een functionele training bij te doen.

Fietsen, dat is een ander paar mouwen. Die kleine rondjes voor het werk dat lukt mij wel alleen, tot maximum 30 kilometer zeg maar, als ik dan plat val dan kan ik te voet naar huis terug. Grotere rondes durf ik op 1 of andere manier alleen niet aan. Platte banden stress, en nu al helemaal, met de social distancing. Want stel dat ik plat val… dat wiel eruit halen en een nieuwe band steken, dat zou ik moeten kunnen. Maar dan… die buitenband er terug op krijgen. Dat is en blijft dus een ramp. Evenals dat achterwiel terug in dat kader krijgen.
Intussen zie ik de mannen uit mijn fietsgroepje op Strava wel al langere tochten rijden. En dan vrees ik toch dat ik op het einde van dit coronacircus weer niet meekan met hen wegens niet genoeg getraind. Aaargh, gedoe! En ik was nog zo gemotiveerd om dat fietsen dit jaar serieus aan te pakken.

Enfin, 1 voordeel is er wel: ik heb wat meer tijd om in mijn clubtenue te krimpen. Want ik was die kleding vooraf gaan passen, maar ondanks het feit dat ik sindsdien geen gram bijgekomen ben (ook niet afgevallen helaas), zit het toch allemaal wat strakker dan in dat paskotje bij de fabricant. En om dan gelijk een rolmops op een fiets te gaan zitten in kleding waar ik amper ik kan (durf 😉 ) ademhalen… neuh, dat is het ook weer niet. Ik ben trouwens niet de enige die vind dat het strakker zit dan de paskleding. Om maar te zeggen: het ligt écht niet aan mij!

Fietsen = stoempen?

De laatste 2 weken vond ik fietsen naar het werk niet meer zo leuk. Niet omdat ik mijn werk niet meer leuk vind, neen. Ik had telkenmale het gevoel dat ik zo hard moest trappen op mijn nochtans nog vrij nieuwe fiets. Duwen, trappen, en gewoonweg niet vooruit geraken. En wind, dat ook.

Iedereen fietste mij voorbij, dat idee. En die wind, dat bleef ook maar duren. Altijd tegen, uiteraard. Ook mijn statistiekjes zeiden dat er iets aan de hand was. Zo traag had ik nog nooit gereden. Ik dacht eerst dat het oververmoeidheid was; oververmoeid van de intensievere looptrainingen van de laatste weken, in combinatie met het dagelijkse fietsen. Nochtans, ik zou dat gewend moeten zijn. En ik fiets ook graag, dus wat was het dan?

Geen idee. En intussen bleef iedereen mij maar vrolijk voorbij fietsen (of zo leek het toch), en intussen bleef ik maar hard op mijn trappers duwen. En wind hé mannekes, wind! Ook in een lagere versnelling ja. Ik had er zo genoeg van, dat ik ten lange leste besloot om maar terug met de racefiets naar het werk te rijden. En dat ging verbazend vlot. Zo vlot, dat ik op de terugweg zomaar 26,5km/u gemiddeld gereden had. Hoe lang was dat geleden zeg?

Vreemde dingen toch wel. Maar zo fijn gereden zeg, en het ging zo gemakkelijk. Ik zette mij dan ook met een goed gevoel aan tafel om nog wat te werken, toen mijn oog plots viel op een zakje. Een zakje met daarin ontvetter én olie. Ik had dat inderdaad een tijdje terug gekocht. Misschien… en wat als? Maar eerst moest er nog gewerkt worden!

Eens 17u gepasseerd besloot ik om toch de fiets nog te gaan poetsen. Emmertje water erbij, borstel, doekje… hij was echt wel heel erg vuil. Het slijk hing overal tegen, geen wonder dat hij zo hoestte en proestte bij het rijden. Een poosje later blonk de fiets dan ook weer als nieuw. Nog niet helemaal, want de ketting moest nog gedaan. Een ketting die er al af ging bij de eerste draai. Hmpf. Ketting er weer op, vuile handen, ontvetter, terug draaien. Vuil, vuil en nog eens vuil.

Enfin, een vuile vod, gewassen handen en een smeerbeurt later klonk de mechaniek al veel beter. En zou ik misschien mijn banden nog eens oppompen? Hoewel, zo heel lang was dat toch nog niet geleden? Januari? Zoiets? Toch? Hoe lang kan je eigenlijk rijden zonder banden oppompen? Iemand?

Dus bon ja… buiten de ketting was de reden van het harder moeten trappen ook gevonden. Want zoveel druk zat er niet meer op mijn banden. Bijpompen dus, en best wel veel. Vanochtend besloot ik dan ook om de koersfiets maar op stal te laten en de woon-werkfiets terug te nemen. En gelukkig maar. Hij zoemde als vanouds over het asfalt, en het fietsen ging gelijk weer een stuk gemakkelijker. De kilometertjes trapten weer een stuk vlotter weg. Niks vermoeid, gewoon de mechaniek die wat onderhoud nodig had. Ik had dus eigenlijk te lang met te platte banden gereden. En bijgevolg met meer weerstand. Wat op zich soms ook niet slecht is, maar geen weken aan een stuk natuurlijk. Want dat stoempen tot ge niet meer weet van welke parochie ge zijt, dat is toch niet echt iets voor mij. Toch niet alle dagen. 😉

En disclaimer: ja, ik heb een job waarvoor ik af en toe op kantoor moet zijn. Facilities, dat is nu eenmaal (ook) gebouwbeheer. Maar alle voorzorgen worden genomen en gerespecteerd. En verder… ik fiets alleen. Ik loop ook alleen, maar ook daar: niets nieuws onder de zon, ik loop al zolang alleen. Doet mij eraan denken dat ik nog eens iets moet komen vertellen over mijn nieuw loopgerief, want ik ben er supercontent van. Maar daarover later meer. 🙂

Het nieuwe fietsseizoen is blauw!

1 maart, start van het nieuwe fietsseizoen. Ik twijfelde anders wel. Wind, alweer. Evenwel geen regen. Dus bon ja… ik kon toch de eerste rit van het nieuwe seizoen toch al niet skippen? Hup, vooruit met de geit dus maar. Nieuwe fietskleding aan – oew, dat blauw is écht wel blauw – en hop naar het vertrekpunt.

Zo hop fietste dat echter niet. Tegenwind, en ik moest al ferm duwen om op het startpunt te geraken. Toen de wegkapitein vroeg of het ok was om de rit met de hoogtemeters te switchen naar een vlakke rit richting Willebroek, kon ik alleen maar net niet luid juichend “jaaaaaa” zeggen.

Wijle weg, met 5. Met een beetje wind in de rug lukte het mij wel om aan kop te rijden. Een paar kilometer verder was het al over met de pret, zijwind. Zo van die wind die je nét niet de Zenne inblaast. En geloof me, dat wil je niet. En al bij al, zijwind, ook al was hij vrij stevig, viel nog mee in vergelijking met de tegenwind die we kregen toen we draaiden. Duwen, trappen, duwen. Enfin, het lukte allemaal best wel, maar op een gegeven moment kreeg ik toch echt wel genoeg van het tegenwind rijden.

Het is ook vrij bizar. Je rijdt een lus, en je hebt het gevoel van alleen maar tegenwind te rijden. Er zaten ook best stukken – nu ja, stukjes – meewind in, maar toch…
De route zat ook niet echt mee. Wegenwerken, overal. Een rondje Carré later (jeps, wij zijn rond de Carré gereden, wie kan dat nog zeggen! ) werd de route wat aangepast en waren we weer back on track. Mits ook nog een kleine stop voor de mannen met de kleine blaas (nope, ik wasn’t me dit keer. Ik ben dan ook geen man. )

Een beetje verder meldde 1 van de mannen dat zijn kaarske echt wel uit was. Samen uit, samen thuis, tempo aanpassen dus. Tot we wind in de rug kregen, en hij met zijn 2de adem recht naar de kop reed. Hoezo, kaarkse uit?

Een eindje verder constateerde onze wegkapitein dat de wind gaan liggen was. Net op dat moment draaiden we het jaagpad naast het kanaal op. Eh… wat nu wind gaan liggen? Awoe! Niks ervan, integendeel. Het was opletten om niet het veld in geblazen te worden. Al zwalpend, niet eens van de alcohol (ik zeg het maar zelf voor anderen weer op het idee komen zoiets te zeggen 😛 ), reden we verder. Ongeveer 2 kilometer verder kwam écht de beloning: wind af! En dat op het laatste stuk! Wooohooow! Het tempo kwam erin, we vlogen de straat over. Wat een tegenligger noopte te zeggen ‘dat we zeker wind af hadden?’ Doh! Alsof we alleen meewind gefietst hadden. Tssssss! En nog eens: tssssss! De jaloerserik!

Maar we haalden het! Tuurlijk haalden we het, uiteraard. Het fietste zelfs beter dan ik gedacht en verhoopt had, na mijn duurloopje van 17K van gisteren. 55K in de pocket, dat is beter dan de vorige seizoenen, want toen fietste ik de openingsrit niet eens. 😉

In ieder geval: vanaf volgende rit gaan we ook voor fotomateriaal van de ritjes zorgen. Kwestie van mijn blog ook wat te documenteren, en kwestie ook van de sponsors wat in het zonnetje te zetten, zo op die blauwe kleding.
Op naar de volgende rit, ik heb er al zin in. Als er niet teveel wind is toch. Volgende keer zeur ik dan wel over het teveel aan bergopjes. Of over iets anders. We zijn veel te negatief, ik weet het! 😉

Ik twijfelde trouwens tussen 2 liedjes om dat blauw te illustreren. Het had Hemelsblauw van Will Tura kunnen zijn (niks mis mee overigens), maar alle redenen zijn goed om het bij The Scene te houden.

Want de gedachte blijft voor altijd…

Heel lang geleden… ;)

Heel lang geleden, of zo lijkt het toch al is het nog maar 5 jaar, postte ik onderstaande op Facebook:

En miljaar zeg, wat een confrontatie toch weer met de persoon die ik was. Sindsdien is er al heel veel water naar de zee gestroomd, en zijn er al ettelijke stormen gepasseerd. Niettemin lukt het toch nog altijd min of meer om dat gewicht niet meer zo uit de hand te laten lopen als toen. Ik zou dan ook nooit of nooit meer terugwillen naar die tijd. Ik vind de Sandra van nu dan ook een veel leuker mens dan de Sandra van toen.

Neemt niet weg dat het nog altijd niet “gemakkelijk” is. Gemakkelijk in de zin van dat mijn gewicht helemaal onder controle is. Nope. Er mag nog altijd een kilootje of 20 af, intussen al een kilootje of 25. Want inderdaad ja, kilootjes erbij gaat nog altijd stukken makkelijker dan kilootjes eraf.

Aan het sporten zal het nochtans niet liggen. Ik fiets gemiddeld 3 dagen per week naar het werk, ik doe 2x/week een functionele training (en na die van gisteren wacht er morgen weer spierpijn – die oefening met die kettlebel op de bal, autch! 😉 ), en het lopen bouwt stilaan ook weer op naar meer. En daar bovenop staat ook het nieuwe fietsseizoen voor de deur.

Overigens, over dat sporten: ik ben blijkbaar een erg onaangenaam mens als ik eens een keertje niet mijn nodige dosis sport gedaan heb. Gisteren bijvoorbeeld, besliste ik verstandig wegens de stormwind om niet naar het werk te fietsen. En dat hebben mijn collega’s geweten. Ik ben de hele dag grumpy en lastig geweest.
Vanochtend meldde ik hen dan ook blij dat ik mij al een stuk beter voelde dan gisteren – wat ook effectief zo is, ik voel mij een stuk energieker – waarna ik de opmerking kreeg “dat het sporten mij gisterenavond goed gedaan had”. En toen viel mijn euro. Want inderdaad, ik heb dat tegenwoordig wel nodig, die portie beweging.

Dus ja, dat stuk gaat goed. Hoewel met wat kilootjes minder het nog stukken beter zou gaan. Dat weet ik, dat besef ik. Mijn winst zit in dat verliezen van gewicht. En toch lukt het mij momenteel niet om er ook maar 1 gram af te krijgen. Misschien toch maar eens de grooten truuk met de lintmeter doen, en gaan meten. En de weegschaal weggooien, zei iemand mij ook. Want met al dat gesport moet ik toch wel iets strakker worden, zelfs al is het een halve centimeter?

Enfin, verder hoor je mij niet klagen. Ik doe mijn ding, en ik ben momenteel erg gelukkig met wat dat ding is. En als ik dan deze foto zie, dan ben ik ook erg gelukkig met de Sandra die ik geworden ben. Ik had bijna gezegd: work in progress, maar och… alles kan altijd beter, maar soms moet een mens ook gewoon eens content zijn. Toch? 😉

Foto (c) Marc Fourmois