Zo. De Ottonenlauf is achter de rug, de looptrainingsschema’s mogen weer even de kast in, tijd voor die andere hobby. Fietsen. Ik heb dat fietsen wat verwaarloosd de afgelopen maanden, ik geef dat grif toe. Ik heb zelfs mijn fiets wat verwaarloosd, het slijk van een rit van een paar maanden terug hangt er nog altijd aan.
Ik was eigenlijk zinnens om deze week nog wat te bekomen van alle sportieve inspanningen van de afgelopen week, en dan weer de fiets op te stappen. Kwestie van ook alle Fietsmadammen de kans te geven terug uit vakantie te komen, enzo. En ook kwestie van mijn spieren wat rust te gunnen. Want ik heb het even uitgeteld, wat ik zo op een week tijd gedaan heb. Wandelen (en over de rotsen klauteren) en lopen samen kom ik toch algauw op ongeveer 90 kilometer totaal.
Negentig zeg! Ik! Halloooowwww! Geen wonder dat mijn spieren wat rust kunnen gebruiken, dacht ik zo. Dat denken, ik moet dat niet meer doen. Want toen een vriend vroeg om vandaag te gaan fietsen, zei ik zomaar onnadenkend gewoon “ja”.
Vanochtend om 9u30, fietsen dus. Ik zag het zitten. Dat was tot we ongeveer 10 kilometer gereden hadden en mijn ketting ging ratelen. Oepsie. Uitklikken (ha!) en stoppen dus maar. Na een kort nazicht bleek er niets aan de hand, en kreeg ik als tip dat ik niet zo laag moet schakelen. Dat lager rijden wel eleganter is, maar dat ik met al die kracht in mijn benen dat eigenlijk niet nodig heb. Ja goed, zo kan je het ook omschrijven dus. Door dus, maar dan niet-elegant!
Dat klikken is en blijft anders wel een dingetje. Ik vergeet nu niet meer dat ik aan mijn fiets vasthang, maar ik klik mij toch graag ruim op tijd uit. Wat lastig is, als je met iemand meerijdt die last-minute beslist hoe we gaan rijden. “Hier naar rechts”, waarna hij links inrijdt. Iewww! De stress!
En toen moest de kaderkat nog komen! De kaderkat ja! Zo’n gevlekte tijger die plots uit de haag naast mijn fiets sprong, en die denk ik door het kader van mijn fiets gesprongen is. Het kan bijna niet anders. Een soort van tover-kaderkat dus. Die kat en ik, wij konden elkaar eigenlijk niet meer ontwijken, en toch heb ik ze niet geraakt. En zij mij niet. Een gelukje, anders had mijn fietspartner mij van de betondallen mogen schrapen. Zoiets.
Die betondallen trouwens op die fietspaden, dat is toch ook wat. Maar ik ga dit keer niet zagen over de slechte fietspaden. Of toch, misschien nog over dat ene scheve fietspad. Als het wat regent schuif je daar zo naar beneden. Gelukkig regende het niet. Alweer een gelukje! Zoveel gelukjes dit keer zeg. Er was ook nog het gelukje van de fietspartner die wél een lekkere koek voor onderweg bij had (en die ook wou delen) in plaats van die droge rommel die ik zelf mee had? Wawasdazeg, nooit meer!
Enfin, we hebben een stuk van de Dodentocht gereden, het was ook al pokkedruk in Bornem. We hebben ook een wijk “ontdekt” (inderdaad, “kom, we rijden hier rechts in 😀 “) waar alle straten vogelnamen hebben, en waar een raar huis staat dat bestaat uit een schoorsteen met wat bakstenen rond, we hebben ook Temse zien liggen, en de brug. Hulst zal voor een andere keer zijn, want er moest vandaag ook nog in de tuin gewerkt worden.
Maar zo’n rit, dat brengt dus wel wat op. Ik kan blijkbaar ook meer dan ik dacht. Alweer. Want ik had nooit gedacht dat ik 75 kilometer aan gemiddeld 25km/u kon rijden. Mijn benen laten zich nu wel voelen, maar dat mag ook vermoed ik. In ieder geval: ik denk dat ik nog wat reserve heb, alles kan nog altijd beter. En dat is wel een heel fijn gevoel. Weer een gelukje. Soms kan het gewoon niet op!
Straks krijgt ge nog een oi-die-poes complex 🙂
LikeGeliked door 1 persoon